Karper (Cyprinus carpio)

De karper is de stamvorm van de familie der Cypriniden. Naast de wilde soort zijn er minstens 4 kweeksoorten. De karper kan een zeer laag zuustofgehalte verdragen. De karper houdt van een hoge watertemperatuur en geeft de voorkeur aan een zanderige bodem. Daarnaast heeft hij een voorliefde voor een dichte begroeiing omdat hij zich graag tussen planten en waterlelies ophoudt. Warmte en planten zijn ook voor zijn voortplanting belangrijk. De paaitijd is tussen mei en juni maar de weersgesteldheid is uiteindelijk doorslaggevend voor het precieze moment. In zeer warme zomers paaien ze soms voor een tweede keer. De eitjes worden op planten afgezet. Elk wijfje zet 200.000 eitjes per kilo lichaamsgewicht af, die 1,6 tot 2 mm groot zijn. Het afzetten duurt meerdere dagen en vindt plaats op verschillende plekken waarbij het vrouwtje zich niet met 1 mannetje tevredenstelt. Tot wel 15 mannetjes (homvissen) komen "te hulp" en bij het paaien kan men de karper gadeslaan want ze zijn dan niet schuw en storen zich aan niets. De gekweekte soorten bereiken een gemiddelde grootte van 40 - 60 cm en een gewicht tussen de 2 en 5 kilos. Ze kunnen zeer oud worden, tot wel 50 jaar. De beste tijd om op ze te vissen ligt tusen maart en december. Vaak hoort men dat karpers eigenlijk actief zijn in de schemering en overdag in dieper water uitrusten. Dit is maar gedeeltelijk waar want ze zijn zeer wispelturig. Het gedrag is sterk afhankelijk van het water waarin ze leven. Op de karper kan op elk moment van de dag of de nacht gevist worden. De plaatsen waar hij zich bij voorkeur ophoudt zijn altijd goede visstekken waarbij gebleken is dat bijvoeren een voordeel is. Je kunt het aas zowel op de bodem als aan het oppervlak aanbieden. Het hoofdvoedsel bestaat uit bodemdieren zoals insectenlarven, wormen, slakken, kleine mosselen en kreeftjes. Jonge dieren voeden zich met plankton en als ze ouder worden soms ook wel met waterplanten. Er zijn veel mogelijkheden om een karper te lokken maar de laatste jaren zijn  boilies favoriet. Bij het vissen op karper is het belangrijk om de natuurlijke voeding in het viswater te kennen, zodat als het beste aas geen succes oplevert er genoeg alternatieven voorhanden zijn. Naast boilies kunnen wormen, aardappel, deeg, brood, mais, kikkererwten, tijgernootjes, pellets en zelfs honden-en kattenvoer geprobeerd worden en zelfs soms meer succes geven dan een boilie. De wilde karper (boerenkarper) is een langgerekte vis, terwijl gekweekte karpers (spiegel - leder - rijen en schubkarpers) een hoge rug hebben. Ze hebben een blauwgrijze tot zwarte rug, bruinachtige tot groengele zijden en een goudgele buik. Ook kenmerkend is de uitstulpbare bek met 4 baarddraden en opvallende vinstralen aan de rug-en de aarsvin. Schub en wilde karpers hebben aan alle kanten schubben. De spiegelkarper heeft onregelmatig verdeelde schubben. De lederkarper heeft geen schubben en de rijenkarper heeft alleen een rij schubben over de zijkant.
Foto 1 = Schubkarper, Foto 2 = Lederkarpert, Foto 3 = Spiegelkarper, Foto 4 = Rijenkarper, Foto 5 = Wilde karper