Kopvoorn (Leuciscus cephalus)

 
Kopvoorns leven graag in stromend water maar ook in stilstaand water met natuurlijk watertoevoer komen ze voor. In vervuild water zijn ze bepalend voor de visstand omdat ze tegen milieuvervuiling goed bestand zijn. De jonge kopvoorn leeft graag in scholen, dit komt voort uit kuddegedrag. Net als wolven hebben ze een leider; dat is de grootste vis. Als ze ouder worden veranderen ze in eenlingen en worden het roofvissen. De paaitijd is van april tot begin juni. Tijdens de paaiperiode hebben de mannetjes een fijnkorrelige leguitslag. Binnen 10 - 20 dagen worden 46.000 eitjes van 1,5 mm per kg lichaamsgewicht afgezet. Kopvoorns worden gemiddeld 30 - 40 cm en wegen tot 1 kilo. Maximaal bereiken ze een lengte van 70 cm bij een gewicht tot 5 kilos. De kopvoorn kan het gehele jaar gevangen worden. In de zomer vindt je deze vis meestal aan het oppervlak en is hij ten dele vegetariër. In de winter liggen ze in de diepte. De jonge kopvoorn eet naast plantaardig voedsel allerlei ongewervelde dieren maar ook viskuit. Ouderen vissen eten graag vissen, kreeftjes en amfibieën. De keuze aan aas is groot. Per jaargetijde wisselt de smaak van de kopvoorn. Gebruikelijk aas is o.a. wormen, kleine vissen, brood of brooddeeg, mais, grote insecten, lepels, pluggen, natte en droge vliegen. Maar ook aas als kikkers, kaas, boterhamworst, lever, noedels, erwten, meikevers, roodbruine naaktslakken en fruit (o.a. kersen) is zeer geliefd. De kopvoorn is een langgerekte vis met een bijna cylindrisch lichaam en een donkere bruin-groene rug. Hij heeft een dikke kop met een stompe snuit en een brede bek. Zijn flanken zijn zilverkleurig en gelig glanzend en de buik heeft de zelfde kleur maar dan zonder glans. Zijn grote schubben hebben een zwarte rand.