Kroeskarper (Carassius carassius)
De kroeskarper heeft een hoogruggige, gedrongen vorm. De bek is
eindstandig, zonder baarddraden zoals de karper die heeft. De rugvin is
bol. De kleur van volwassen kroeskarpers is donkerbruin tot olijfkleurig op
de rug, de flanken en buik zijn lichter bronskleurig tot geelachtig.
Juvenielen hebben vaak een grote, donkere vlek op de staartwortel. De
kroeskarper wordt maximaal 50 cm groot.
De humilis-vorm van de kroeskarper heeft een langwerpiger vorm en
wordt minder groot, meestal niet meer dan 15 cm lang. Deze vorm komt
vooral voor in Noord- en Oost-Europa in kleine wateren waarin zich geen
andere vissoorten bevinden.
Het verspreidingsgebied van de kroeskarper omvat vrijwel geheel Europa,
met uitzondering van Noord-Scandinavië en het Mediterrane gebied. In
delen van Europa, maar ook in landen op andere continenten is de
kroeskarper uitgezet. De humilis-vorm komt vooral in Scandinavië voor in
monoculturen.
De kroeskarper komt voor in zowel grote als kleine, stilstaande of
langzaam stromende wateren. De voorkeur gaat uit naar stilstaande,
ondiepe en vooral rijkbegroeide wateren, zoals sloten, weteringen en
kleine plasjes of meren. Het is een echte fytofiele (plantminnende)
vissoort. Het voedsel bestaat vooral uit insectenlarven, kleine
schelpdieren, wormen, kreeftachtigen en slakken. Soms worden ook
visbroed, plantendelen en detritus gegeten.
De kroeskarper is zeer goed bestand tegen extreme milieuomstandigheden.
Ze verdragen temperaturen van 0 tot 38°C, verzuring van het
water en een verblijf van enkele maanden in zuurstofloos water. Deze
soort kan zelfs kortdurende droogval of bevriezing van de huid en de
schubben overleven.
De kroeskarper paait in de maanden mei, juni en juli bij een
watertemperatuur vanaf 14°C in ondiep water met veel vegetatie. De
eieren plakken aan watervegetatie en komen na twee tot acht dagen uit.
De pasgeboren larve zetten zich met een speciale klier op het voorhoofd
vast op de waterplanten, en gaan een aantal dagen later actief
foerageren. Kroeskarpers worden na drie tot vier jaar geslachtsrijp, de
mannetjes eerder dan de vrouwtjes.
De kroeskarper staat weinig in de belangstelling als sportvis. In wateren
waar de vis veel voorkomt kan er gericht op worden gevist, maar meestal
is de kroeskarper bijvangst tijdens het witvissen of het vissen op zeelt. Er
vindt geen gerichte beroepsmatige visserij op kroeskarper plaats.
Kroeskarpervlees schijnt erg smaakvol te zijn, maar bevat wel veel kleine
graatjes. De kroeskarper wordt als consumptievlees gekweekt in Oost-
Europa.
eindstandig, zonder baarddraden zoals de karper die heeft. De rugvin is
bol. De kleur van volwassen kroeskarpers is donkerbruin tot olijfkleurig op
de rug, de flanken en buik zijn lichter bronskleurig tot geelachtig.
Juvenielen hebben vaak een grote, donkere vlek op de staartwortel. De
kroeskarper wordt maximaal 50 cm groot.
De humilis-vorm van de kroeskarper heeft een langwerpiger vorm en
wordt minder groot, meestal niet meer dan 15 cm lang. Deze vorm komt
vooral voor in Noord- en Oost-Europa in kleine wateren waarin zich geen
andere vissoorten bevinden.
Het verspreidingsgebied van de kroeskarper omvat vrijwel geheel Europa,
met uitzondering van Noord-Scandinavië en het Mediterrane gebied. In
delen van Europa, maar ook in landen op andere continenten is de
kroeskarper uitgezet. De humilis-vorm komt vooral in Scandinavië voor in
monoculturen.
De kroeskarper komt voor in zowel grote als kleine, stilstaande of
langzaam stromende wateren. De voorkeur gaat uit naar stilstaande,
ondiepe en vooral rijkbegroeide wateren, zoals sloten, weteringen en
kleine plasjes of meren. Het is een echte fytofiele (plantminnende)
vissoort. Het voedsel bestaat vooral uit insectenlarven, kleine
schelpdieren, wormen, kreeftachtigen en slakken. Soms worden ook
visbroed, plantendelen en detritus gegeten.
De kroeskarper is zeer goed bestand tegen extreme milieuomstandigheden.
Ze verdragen temperaturen van 0 tot 38°C, verzuring van het
water en een verblijf van enkele maanden in zuurstofloos water. Deze
soort kan zelfs kortdurende droogval of bevriezing van de huid en de
schubben overleven.
De kroeskarper paait in de maanden mei, juni en juli bij een
watertemperatuur vanaf 14°C in ondiep water met veel vegetatie. De
eieren plakken aan watervegetatie en komen na twee tot acht dagen uit.
De pasgeboren larve zetten zich met een speciale klier op het voorhoofd
vast op de waterplanten, en gaan een aantal dagen later actief
foerageren. Kroeskarpers worden na drie tot vier jaar geslachtsrijp, de
mannetjes eerder dan de vrouwtjes.
De kroeskarper staat weinig in de belangstelling als sportvis. In wateren
waar de vis veel voorkomt kan er gericht op worden gevist, maar meestal
is de kroeskarper bijvangst tijdens het witvissen of het vissen op zeelt. Er
vindt geen gerichte beroepsmatige visserij op kroeskarper plaats.
Kroeskarpervlees schijnt erg smaakvol te zijn, maar bevat wel veel kleine
graatjes. De kroeskarper wordt als consumptievlees gekweekt in Oost-
Europa.